De topman van koffieketen Starbucks krabbelt terug met een veelbesproken antiracismecampagne. De zaken van Starbucks zijn toch niet de juiste plek om te praten over rassendiscriminatie. Moet een bestuursvoorzitter zich eigenlijk wel profileren als sociaal activist? 

De Amerikaanse koffieketen Starbucks moet niet alleen winst maken, maar ook de wereld verbeteren. Dat vindt bestuursvoorzitter Howard Schultz althans. Om die reden mengde hij zich al in de Amerikaanse discussie over wapenbezit en hielp Starbucks medewerkers bij het wegwerken van schulden.

Afgelopen week kwam daar een nieuwe campagne bij: Race Together. Medewerkers van Starbucks in de VS zouden deze twee woorden bij klanten op hun koffiebeker moeten schrijven, om klanten met elkaar te laten praten over rassendiscriminatie.  Het leidde echter tot  zo’n storm van negatieve reacties, vooral via sociale media, dat Starbucks afgelopen maandag besloot er direct mee te stoppen, zo meldt zakenkrant The Wall Street Journal.

Koffie en racisme geen goede combi

Probleem bij de ‘Race Together’-actie was dat veel Amerikanen geen zin in hebben om ’s morgens in een Starbucks-café met vreemden over racisme en discriminatie te praten. Sommige klanten zagen er zelfs een ongepaste reclamecampagne in.

Ook leidde de campagne tot speculaties over de motieven van topman Schultz. Een woordvoerder van Starbucks moest bijvoorbeeld tegenover de WSJ ontkennen dat de bestuursvoorzitter politieke ambities heeft.

Vraag is dus of de topman zijn bedrijf op deze manier meer kwaad dan goed doet. Kijk je naar de harde cijfers, dan heeft de maatschappelijke betrokkenheid van de baas van Starbucks in ieder geval nog niet voor lagere inkomsten gezorgd.

Ondanks de omstreden anti-vuurwapencampagne wist het bedrijf in het boekjaar dat tot oktober 2014  liep,  de Amerikaanse omzet met 8,9 procent te verhogen, bij een 19 procent hogere bedrijfswinst.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl